Stad Ronse veroordeeld tot toepassen van de taalwetgeving

24/06/2025

De rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen - afdeling Oudenaarde heeft de stad Ronse veroordeeld tot het aanbrengen van tweetalige en wettelijk conforme opschriften in dertien vermelde gevallen van schending van de taalwet. In 2015 besliste de gemeenteraad immers om de Bestuurstaalwet niet langer toe te passen en uniform voor het Nederlands te kiezen.

Voorafgaand – Ronse als faciliteitengemeente

In 1962 werd in België een taalwetgeving ingevoerd, waardoor het land voortaan bestond uit een Nederlandse taalgebied, een Frans taalgebied, een tweetalig gebied (Brussel) en een Duits taalgebied. Samen met de wet werd ook een taalgrens ingevoerd.

Aan beide kanten van de taalgrens werden faciliteitengemeenten opgericht. Dit zijn gemeenten die overheidsdiensten ook in een andere taal moeten aanbieden dan in de officiële taal van het taalgebied waarin ze liggen. Deze faciliteiten zijn grondwettelijk vastgelegd en kunnen door individuele burgers worden aangevraagd.

Ronse werd een taalgrensgemeente, een van de drie soorten faciliteitengemeenten in België. Volgens de taalwetgeving (Bestuurstaalwet) zijn taalgrensgemeenten verplicht om publiekelijke berichten, mededelingen en formulieren in het Nederlands en in het Frans op te stellen. In 2015 besliste de gemeenteraad om de Bestuurstaalwet niet langer toe te passen en uniform voor het Nederlands te kiezen.

Klachten door Ronse Bilingue, Renaix Tweetalig

De vereniging ‘Ronse Bilingue, Renaix Tweetalig’ en een aantal Franstalige inwoners trokken naar de rechtbank. Zij vragen dat de stad Ronse wordt veroordeeld om in dertien concrete situaties de Bestuurstaalwet toe te passen.  Zo is er sprake van eentalige straatnaamborden, eentalige informatieborden (bij politie, OCMW en bibliotheek), eentalige affiches (op de begraafplaats of aan de loketten), een eentalige website en een eentalig magazine.

Verweer stad Ronse

Volgens de stad Ronse – die de feiten niet betwist - hebben de taalfaciliteiten een negatieve impact, onder andere bij het aantrekken van gemeentepersoneel. De stad is van oordeel dat de Bestuurstaalwet in haar geval strijdig is met het gelijkheidsbeginsel uit de  Grondwet, het non-discriminatiebeginsel uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het vrije verkeer van werknemers uit het Verdrag van de Werking van de Europese Unie (VWEU).  Stad Ronse vraagt bijgevolg dat de rechter de Bestuurstaalwet bijgevolg niet zou toepasselijk verklaren.

Vraag aan het Grondwettelijk Hof

In een tussenvonnis van 24 oktober 2023 stelde de rechtbank drie prejudiciële vragen aan het Grondwettelijk Hof omtrent de overeenstemming van de Bestuurstaalwet met het gelijkheidsbeginsel uit de Grondwet. Volgens de Stad Ronse krijgen zij namelijk een verschillende behandeling tegenover andere faciliteitengemeente die in eenzelfde situatie verkeren (taalgrensgemeenten zonder faciliteiten), of moeten ze aan strengere verplichtingen voldoen dan gemeenten waar ook faciliteiten van toepassing zijn (randgemeenten), of hebben ze dezelfde verplichtingen als gemeenten met een groter aandeel van anderstaligen.

In een arrest van 21 november 2024 oordeelde het Grondwettelijk Hof dat er geen schending was van het gelijkheidsbeginsel. De Bestuurstaalwet is namelijk objectief en redelijk verantwoord wat betreft haar legitieme doestelling, met name het bewaren van de communautaire vrede en het beschermen van taalminderheden in de verschillende gemeenschappen. Verschillen tussen de diverse categorieën van faciliteitengemeenten zijn onderdeel van het communautaire evenwicht.

Toetsing aan het EVRM

De rechtbank kon niet voorbij het antwoord van het Grondwettelijk Hof. De rechtbank kon vervolgens de Bestuurstaalwet wel toetsen aan het non-discriminatiebeginsel uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het vrije verkeer van werknemers uit het Verdrag van de Werking van de Europese Unie (VWEU).

Non-discriminatie: recht op een privéleven

De Bestuurstaalwet belet de stad Ronse niet om gebruik te maken van het Nederlands als bestuurstaal. Het belet evenmin dat inwoners zich in het Nederlands tot de gemeentelijke overheid kunnen wenden.  Alleen moet de officiële communicatie naar het publiek ook in het Frans gebeuren. 

Er lijkt bijgevolg geen sprake te zijn van een schending van het discriminatieverbod op het vlak van het recht op een privéleven, zoals voorzien in het EVRM. De Bestuurstaalwet is er net eerder op gericht om bepaalde rechten te bezorgen aan de taalminderheid in Ronse (en andere faciliteitengemeenten).  Ook hier moet verwezen worden naar het institutionele kader dat de communautaire vrede beoogt.

Non-discriminatie: proportioneel met de werkelijke behoefte

De stad Ronse vraagt ook naar de proportionaliteit van de verplichtingen die haar in het kader van de bestuurstaalwet worden opgelegd. Zo stelt de stad dat de opgelegde taalverplichtingen en de bijhorende (financiële) lasten niet in verhouding staan tot de werkelijke vraag naar Franstalige overheidscommunicatie. In die zin zou het gelijkheidsbeginsel geschonden zijn ten opzichte van gemeenten die deze verplichtingen niet of in mindere mate hebben. 

Ook deze vraag wordt door de rechtbank afgewezen. De faciliteiten uit de Bestuurstaalwet hebben meer dan zestig jaar naar behoren gewerkt en er zijn geen of onvoldoende argumenten om te stellen dat er op heden geen behoefte meer aan bestaat. De vordering van eisers toont aan dat er ook in Ronse nog steeds een vraag bestaat naar een vertaling van de officiële communicatie naar de Franse taal. 

De cijfers die de Stad Ronse voorlegt, hebben enkel betrekking op het aanvragen van overheidsdocumenten als reispassen of rijbewijzen. Ze weerspiegelen niet noodzakelijk de reële behoefte aan een vertaling van overheidscommunicatie naar de Franse taal.

Toetsing aan het Europese Unierecht

Volgens de stad Ronse is er in elk geval sprake van een schending van het Europese Unierecht, meer bepaald van het vrije verkeer van werknemers. Door de stad te verplichten om tweetalige opschriften te gebruiken, wordt de verwachting gecreëerd dat alle personen bij het bestuur ook de Franse taal machtig zijn. 

Het Europese Unierecht voorziet in het vrije verkeer van werknemers tussen de EU-lidstaten. Dit belet niet dat de overheid aan werknemers taalvereisten kan opleggen die nodig zijn door de aard van de arbeid of voor de bescherming van een taal of taalminderheid (dit alles voor zover dit evenredig is).

De rechtbank moet ook vaststellen dat de eisers geen klachten formuleren met betrekking tot het gebruik van talen door het overheidspersoneel van Ronse, en zij ter zake ook geen eisen stellen. Het discriminatieverbod met betrekking tot het vrije verkeer van  werknemers geldt bovendien niet voor werknemers in een overheidsbetrekking. Zo geeft de stad Ronse geen concrete voorbeelden van personeelsleden die geen strikte overheidsbetrekking uitoefenen en die toch aan de taalvereisten moeten voldoen.

De rechtbank hield hierbij ook nog rekening met volgende elementen:

  • De Bestuurstaalwet heeft een proportioneel legitiem doel voor het bestaan van het communautaire evenwicht en taalminderheden in België in het algemeen. De verplichting is dezelfde voor alle taalgrensgemeenten met faciliteiten en ook andere regio’s kennen in meer of mindere mate gelijkaardige verplichtingen.
  • Naar het oordeel van de rechtbank toont de stad Ronse onvoldoende aan dat geen of maar zeer weinig behoefte meer zou bestaan aan communicatie in de Franse taal. 
  • Dat personeel dat met het publiek in contact komt een elementaire kennis van de Franse taal heeft, lijkt in overeenstemming te zijn met de aard van de te verrichten arbeid. De stad Ronse geeft geen voorbeelden van personeel waar het opleggen van dergelijke taalverplichting disproportioneel zou zijn.

Zowel bij de beoordeling van de toepassing van het EVRM als van het Europese Unierecht dringt zich een belangrijke nuance op.  Doordat de proportionaliteit telkens getoetst wordt aan het institutionele kader van de grote taalgemeenschappen, kan niet gepeild worden naar de werkelijke behoefte aan communicatie in de Franse taal in de stad Ronse.  Dit laat op zich niet toe om te stellen dat de taalvereisten voor wat betreft de stad Ronse disproportioneel zouden zijn.  Dit betreft een geschil met de Federale overheid die de taalvereisten aan de stad Ronse oplegt, waarvoor een zaak hangende is voor het hof van beroep te Brussel. In het kader van huidig geschil kan enkel vastgesteld worden dat er nog steeds een behoefte is en dat het tegendeel onvoldoende wordt aangetoond.

Uitspraak rechtbank

De rechtbank veroordeelt de stad Ronse tot het aanbrengen van tweetalige en wettelijk conforme opschriften in de dertien vermelde gevallen van schending van de taalwet, en dit op straf van een dwangsom van 1.000 euro per week vertraging vanaf de zevende maand na de betekening van het vonnis.