Twee beklaagden schuldig aan smaad aan de politie en verwerking van persoonsgegevens zonder wettelijke basis

09/10/2025

De rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, heeft twee beklaagden schuldig verklaard aan smaad aan de politie en de verwerking van persoonsgegevens zonder wettelijke basis. Beide beklaagden hadden op sociale media bewerkte en vervalste foto’s en filmpjes verspreid waarin een politie-inspecteur ten onrechte werd geassocieerd met racisme.

Feiten 

Op 17 oktober 2020 vond er een vechtpartij plaats ter hoogte van het Edmond Van Beverenplein in Gent. Verschillende interventieploegen van de politie begaven zich ter plaatse. Bij aankomst van de eerste interventieploeg was de vechtpartij beëindigd, maar voerden nog een tiental personen een mondelinge discussie met elkaar. De situatie kalmeerde uiteindelijk, maar even later ontstond er opnieuw tumult. 

De twee vrouwelijke politieagenten van de eerste interventieploeg stelden vast dat een man begon te roepen en te gesticuleren ten aanzien van de overige aanwezige politiediensten. Hierbij geraakten de gemoederen verhit. Er kwamen tientallen personen aangelopen waaronder de eerste beklaagde. Die was met zijn gsm het gebeuren aan het filmen, in het bijzonder de manier waarop aanwezige politieagenten een persoon in de boeien probeerden te slaan. Toen de twee vrouwelijke politieagenten de eerste beklaagde hierop aanspraken, antwoordde die dat “hij een YouTuber was en dit voor zijn werk was”. De twee vrouwelijke politieagenten verzochten de eerste beklaagde herhaaldelijk om achteruit te gaan, aangezien hij allerhande zaken riep om de menigte op te jutten. Hij bleef ondertussen ook filmen. 

Kort daarna kwamen twee politie-inspecteurs van het hondenteam van de Gentse politie ter plaatse. Zij sommeerden duidelijk en herhaaldelijk dat ze een hond bijhadden en iedereen achteruit moest. Hoewel de meeste personen effectief achteruit gingen, bleven enkele individuen – waaronder de eerste beklaagde - staan en filmen. Een patrouillehond viel uiteindelijk uit en raakte de intieme delen van de eerste beklaagde met zijn voorste tanden. De eerste beklaagde vluchtte, maar keerde terug en begon opnieuw het gebeuren te filmen.

Een andere interventieploeg maande de eerste beklaagde daarna opnieuw aan om te stoppen met filmen, maar die weigerde dit. Hij werd hierop geboeid en weggebracht. Tijdens zijn arrestatie herhaalde de eerste beklaagde constant dat hij de beelden zou verspreiden, omdat dit zijn werk was. Hij zweeg op geen enkel moment, ging bedreigend tegen de verbalisanten in en weigerde op elk moment om mee te werken bij zijn overbrenging naar het ziekenhuis en de politiecellen. Hij weigerde eveneens om de openomen beelden op zijn gsm te verwijderen, ondanks waarschuwingen van de politie-inspecteurs dat hij bij verspreiding van die beelden mogelijk een misdrijf zou plegen.

De politie stelde vervolgens vast dat er diverse filmpjes geplaatst waren op de Instagram-pagina van de eerste beklaagde, waarbij ook verschillende agenten in beeld kwamen. De beelden waren bovendien bewerkt. Zo waren bepaalde gebeurtenissen weggeknipt (bijvoorbeeld dat de eerste beklaagde door de verbalisanten werd aangesproken over het filmen). In andere videofragmenten werden sommige gebeurtenissen vertraagd en met nadruk afgespeeld of herhaald. De eerste beklaagde schreef op zijn Instagrampagina ook teksten en commentaren waarin hij de politiediensten beschuldigde van onjuiste zaken. 

Neerlegging klacht

Op 4 november 2020 legde een politie-inspecteur een klacht met burgerlijke partijstelling neer tegen de eerste beklaagde. Die had enkele dagen eerder op zijn Instagram-pagina een foto van de politie-inspecteur en een collega gepost, met daarbij het opschrift dat die inspecteur “Pak de makakken” had geroepen tijdens de interventie op het Edmond Van Beverenplein. Een uitspraak die door de politie-inspecteur werd ontkend. 

Er was ook een bewerkt en vervalst filmpje verschenen, waarbij de gebeurtenissen op het Van Beverenplein uit hun context waren gerukt en eenzijdig werden voorgesteld. Ook hier was sprake van de uitspraak “Pak de makakken”, welke geluidsmatig werd uitvergroot en via bewerking viermaal werd herhaald.

De politie-inspecteur diende ook een klacht in tegen de tweede beklaagde. Die had een andere politionele interventie op Instagram gepubliceerd, meer bepaald een interventie ter hoogte van de Watersportbaan in Gent tijdens de zomer van 2020. Ook daar werd de politie-inspecteur expliciet en herkenbaar in beeld gebracht.

Tenlasteleggingen 

Op basis van deze feiten moesten twee beklaagden zich verantwoorden voor:

  • smaad aan politieagenten

  • verwerken van persoonsgegevens zonder wettelijke basis

De eerste beklaagde moest zich bijkomend verantwoorden voor weerspannigheid zonder wapens.

Bepaling van de schuldvraag 

De rechtbank hield bij het bepalen van de schuldvraag onder andere rekening met volgende elementen: 

  • Uit diverse verklaringen van politieagenten bleek dat de eerste beklaagde zich op 17 oktober 2020 ten aanzien van de politiediensten bijzonder verbaal agressief en weerbarstig gedragen had. Hij negeerde doelbewust de herhaalde bevelen en instructies van de aanwezige politiediensten en jutte de menigte op. Hij bedreigde ook enkele aanwezige politieagenten dat zij hun werk zouden verliezen omdat ze ruzie hadden gemaakt met de verkeerde persoon. Hij was daarbij – gelet op het overduidelijke politieoptreden – ontegensprekelijk op de hoogte dat hij met zijn verbaal gewelddadig verzet politieagenten in functie viseerde.
  • Ivm smaad: door het posten van foto’s en de beelden op sociale media, voorzien van commentaar, hebben beide beklaagden niet alleen hun misprijzen over het politieoptreden uitgedrukt, maar ook bewust ten onrechte racistische uitspraken aan een politie-inspecteur toegeschreven en hem beschuldigd van drugsmisbruik. Naar het oordeel van de rechtbank wilden beide beklaagden de inspecteur belachelijk maken, of ten aanzien van hem oneerbiedig zijn en hem schaden in de verdere uitoefening van zijn functie.
  • Het is in beginsel verboden om beeldmateriaal te verwerken waarop natuurlijke personen zonder hun toestemming geïdentificeerd of identificeerbaar voorkomen[1]. Een verwerking van persoonsgegevens om journalistieke doeleinden kan wel gebeuren, onafhankelijk van de toestemming van de betrokken persoon.[2] De filmpjes en foto’s die beide beklaagden op sociale media verspreidden – waarbij de politieagenten herkenbaar en met bijhorende smadende teksten werden weergegeven – vallen echter niet onder de uitzondering van journalistieke doeleinden[3]. Ze werden dus verspreid zonder toestemming van de betrokken politieagenten. 
  • De rechtbank heeft de eerste beklaagde vrijgesproken voor de verspreiding van beelden ten aanzien van één bepaalde politie-inspecteur: het gezicht van deze persoon werd op de beelden geblurd, waardoor de inspecteur niet herkenbaar of identificeerbaar was.
  • De rechtbank stelde vast dat de tweede beklaagde op 6 februari 2024 door het hof van beroep te Gent veroordeeld werd wegens andere feiten rond het verwerken van persoonsgegevens zonder wettelijke basis. 

Mogelijke overschrijding redelijke termijn

De rechtbank beoordeelde de overschrijding van de redelijke termijn per beklaagde.

De rechtbank stelde vast dat de aanvang van de redelijke termijn zich voor de eerste beklaagde op 11 mei 2022 situeerde, vermits hij toen voor het eerst als verdachte werd verhoord. Sindsdien zijn reeds meer dan 3 jaar zijn verstreken, wat onmiskenbaar als ‘lang’ te bestempelen is. Die lange duurtijd is echter in aanzienlijke mate toe te schrijven aan de aanwending van diverse rechtsmiddelen door de eerste beklaagde, en dus niet aan de gerechtelijke overheden. Die aanwending van rechtsmiddelen kan de eerste beklaagde niet verweten worden, maar beïnvloedt wel de beoordeling of er al dan niet sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft dit bij de eerste beklaagde niet aanvaard.

De rechtbank stelde vast dat de aanvang van de redelijke termijn zich voor de tweede beklaagde op 3 mei 2022 situeerde, vermits hij toen voor het eerst als verdachte werd verhoord. In die omstandigheden oordeelde de rechtbank dat de redelijke termijn ten aanzien van de tweede beklaagde wel werd overschreden. De rechtbank is daarbij wel van oordeel dat er geen zware miskenning is van de redelijke termijn en de mogelijkheden tot bewijsvoering en het recht van verdediging niet werden aangetast. Het verval van de strafvordering werd dus niet uitgesproken. 

Strafmaat

De rechtbank veroordeelde de eerste beklaagde tot een werkstraf van 50 uren. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn werd ten aanzien van de tweede beklaagde een eenvoudige schuldverklaring uitgesproken.

Aan de verschillende burgerlijke partijen moeten beide beklaagden samen of afzonderlijk een totale schadevergoeding van 3.250 euro en een rechtsplegingvergoeding van 1.726,76 euro betalen.

Motivering rechtbank

Bij het bepalen van de strafmaat van de eerste beklaagde hield de rechtbank rekening met volgende elementen:

  • Zijn blanco strafverleden.
  • De grote maatschappelijke betrokkenheid waarin de eerste beklaagde zijn handelingen situeerde. Maatschappelijke betrokkenheid is niet afkeurenswaardig. De mogelijkheid om politieoptredens te bekritiseren, maakt ook onderdeel uit van het fundamenteel recht op vrije meningsuiting. De bewezen verklaarde tenlasteleggingen – waaronder de bijzonder agressieve, ophitsende en weerspannige gedragingen en het associëren van uitdrukkelijk herkenbare politieagenten met racisme en machtsmisbruik - kunnen echter helemaal niet in dat kader begrepen worden.
  • Het passend karakter van de werkstraf als sanctie om de eerste beklaagde op het absoluut ontoelaatbare van zijn handelen te wijzen, zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan zijn verdere sociale en professionele toekomst.
     

[1] Ook politieagenten kunnen – net zoals alle andere natuurlijke personen – zich beroepen op deze bescherming van de GDPR-wetgeving. Dat zij een openbare functie bekleden, doet daaraan in beginsel geen afbreuk.

 

[2] Onder de verwerking voor journalistieke doeleinden moet worden verstaan de voorbereiding, het verzamelen, opstellen, voortbrengen, verspreiden of archiveren ten behoeve van het informeren van het publiek, met behulp van elke media en waarbij de verwerkingsverantwoordelijke zich de naleving van de journalistieke deontologische regels tot taak stelt. 

 

[3] Het komt de strafrechter toe om naargelang de concrete omstandigheden te beoordelen of een verwerking van persoonsgegevens zonder de toelating van de betrokken persoon onder het toepassingsgebied van de journalistieke exceptie valt. Daarbij kan onder meer rekening worden gehouden met (a) de mate waarin de verwerking bijdraagt aan een debat van publiek belang, (b) de vraag of de betrokken persoon een zekere mate van bekendheid geniet, (c) het onderwerp van de verwerking als zodanig, (d) het voorafgaand gedrag van de betrokken persoon, (e) de inhoud, de vorm en de gevolgen van de verwerking, en (f) de omstandigheden waarin deze gebeurde.