Het hof van beroep Gent heeft een beklaagde wegens diverse inbreuken op het dierenwelzijn veroordeeld tot een totale geldboete van 40.000 euro en een definitief verbod om dieren te houden. De beklaagde bracht grote reële schade aan de natuur en de biodiversiteit toe.
Feiten
Bij een controle door inspecteurs van de Inspectie Dierenwelzijn en het Agentschap Natuur en Bos bleek de beklaagde illegaal in het bezit te zijn van een groot aantal beschermde of erg zeldzame vogels, schildpadden en reptielen. Het ging onder andere om de ortolaan, zomertortel, appelvink, kruisbek, raaf of veldleeuwerik.
Voor verschillende dieren beschikte de beklaagde niet over geldige certificaten. Anderzijds vond men certificaten van dieren die de beklaagde niet langer in zijn bezit had. Dat was onder andere het geval voor kaketoes, grijze roodstaartpapegaaien, zomertortels, Japanse nachtegalen, Livingstones toerako, geelkuifkaketoes, oranjekuifkaketoes, Griekse en Moorse landschildpadden, kerkuilen, bosuilen, ransuilen, steenuilen, een geelkopamazone en een balispreeuw.
132 dieren waren ook niet correct geregistreerd, terwijl 134 vogels niet geringd of niet reglementair geringd waren. De inspecteurs stelden tevens vast dat veel dieren niet voldoende gevoed, gehuisvest of verzorgd werden.
De beklaagde beschikte eveneens over materiaal voor de vogelvangst (meer bepaald een molenkooi, een klapnet en een vogelvangstnet).
Veroordeling door rechtbank van eerste aanleg Oudenaarde
De beklaagde moest zich voor de rechtbank in Oudenaarde verantwoorden voor het ontbreken van geldige certificaten, het bezit van niet-geldige certificaten, het ontbreken van een CITES-register, inbreuken op de soortenbescherming en het onthouden van aangepaste voeding, verzorging of huisvesting aan dieren.
In een vonnis van 27 februari 2024 werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden met uitstel voor een termijn van vijf jaar, en een totale geldboete van 40.000 euro. De beklaagde kreeg ook een definitief verbod om dieren te houden. Aan het Minafonds (Fonds voor Preventie en Sanering inzake Leefmilieu en Natuur) moest hij een herstelvergoeding van 68.545,06 euro betalen. Verschillende dieren en goederen werden in beslag genomen.
De beklaagde ging tegen dit vonnis in beroep.
Strafmaat
Het hof van beroep hervormde deels het vonnis in eerste aanleg. De beklaagde werd veroordeeld tot een totale geldboete van 40.000 euro en een definitief verbod om dieren te houden. Aan het Minafonds (Fonds voor Preventie en Sanering inzake Leefmilieu en Natuur) moet hij een herstelvergoeding van 62.545,06 euro betalen.
Het hof bevestigde de beslissing van de eerste rechter tot verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen en dieren.
Motivering hof van beroep
Bij het bepalen van de strafmaat hield het hof rekening met deze elementen:
- Het verhandelen of het bezit van (bedreigde) dieren zonder de vereiste documenten of zonder bewijs van legale oorsprong, en het niet gebruiken van of frauderen met de verplichte gesloten voetringen, bemoeilijkt of verhindert controle en vormt uiteindelijk een bedreiging voor de biodiversiteit.
- De beklaagde werkte mee aan een illegale handel en bracht daardoor schade toe aan de biodiversiteit. De achteruitgang van de soortenrijkdom is alarmerend. De strijd ter bescherming van de biodiversiteit is van nationaal, Europees en mondiaal belang.
- Het toe-eigenen van gemeenschappelijk natuurpatrimonium, zeker vanuit geldgewin, is bijzonder laakbaar.
- Door het bezit van vele en ook erg zeldzame soorten heeft de beklaagde grote reële schade aan de natuur toegebracht. Hij plaatste het eigen persoonlijke belang boven het belang dat de gemeenschap heeft bij de vrijwaring van natuur en biodiversiteit.
- De beklaagde maakte zich schuldig aan een zeer ernstige vorm van dierenverwaarlozing. Bijna alle dieren leefden in erbarmelijke en schrijnende hygiënische omstandigheden (gebrek aan drinkwater en voldoende voeding, onaangepaste en ongeschikte kooien, gebrek aan natuurlijk licht,…). Verschillende vogels waren erg vuil, misvormd of gestorven. Eerdere waarschuwingen na controles bleken geen effect te hebben gehad.
- Op basis van de resultaten van een nieuwe controle op 10 december 2024 werd vastgesteld dat een levenslang verbod tot het houden van dieren nog steeds absoluut noodzakelijk is. De beklaagde is duidelijk ongeschikt om dieren te houden. Hij kan de verantwoordelijkheid die hoort bij het houden van dieren niet aan.