De rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, heeft zeven beklaagden veroordeeld wegens hun betrokkenheid bij een internationale drugssmokkel binnen een criminele organisatie. Honderden kilo’s cocaïne werden vanuit Zuid-Amerika via vaten bevroren fruitsap naar de Gentse haven verscheept. Twee andere beklaagden werden veroordeeld wegens onder meer het opmaken van valse facturen en het witwassen van de door drugssmokkel bekomen gelden.
Feiten
Op 21 september 2021 meert een zeeschip uit Brazilië aan in de haven van Gent, ter hoogte van onderneming LDC. Het schip heeft containers met fruitsap en papier aan boord. Bij controle bleek een container vijftig dozen met daarin telkens tien blokken cocaïne te bevatten (vermoedelijk 500 kg in totaal). Uit een andere container – die vaten bevroren sinaasappelsap bevatte – bleek een vat verdwenen. Op camerabeelden was te zien hoe dit vat vermoedelijk werd uitgehaald, en dat daarbij enkele medewerkers van het Gentse havenbedrijf S. betrokken waren.
Op de telefoon van één van deze havenmedewerkers – met name de vijfde beklaagde – wordt een tapmaatregel gevoerd. Zo komt de politie de eerste, tweede, zevende en achtste beklaagde op het spoor (waarbij de zevende beklaagde bestuurder is van de achtste beklaagde: een onderneming die onder andere actief is in hydraulische persen en graafwerken). Een andere havenmedewerker die actief is binnen hetzelfde havenbedrijf S. komt ook in beeld (zesde beklaagde). Nadien zou blijken dat het verdwenen vat sinaasappelsap 114 of 116 blokken cocaïne bevatte, welke op het thuisadres van de eerste beklaagde in Wetteren werden geleverd.
Uit de tapmaatregel blijkt bovendien dat door de tweede en de vijfde beklaagde op 22 en 24 oktober 2021 opnieuw ongeveer 25 kilogram cocaïne werd uitgehaald vanuit een motorcompartiment van een container die uit Zuid-Amerika was verscheept.
Wanneer de politie te weten komt dat er opnieuw een containerschip gevuld met vaten bevroren sinaasappelsap op 14 januari 2022 omstreeks 18 uur zal aanmeren, beslissen ze om tussenbeide te komen. Op 16 januari volgen 2022 volgen diverse arrestaties en simultane huiszoekingen. Bij controle door de politie wordt in verschillende vaten in totaal 459 blokken cocaïne gevonden. Op 21 januari 2022 worden in het motorcompartiment van een andere container op dat schip nog eens 26 blokken cocaïne van telkens 1 kg aangetroffen.
Wanneer de onderzoekers toegang krijgen tot het federaal opsporingsdossier rond de SKY-dataset leveren de berichten in het telefonieverkeer van de eerste beklaagde een groot inzicht op in de werking van de smokkelactiviteiten aan de Gentse haven. Bij huiszoekingen bij de eerste en de zevende beklaagde worden onder andere cash geld, een geldtelmachine, een laptop en twee voertuigen in beslag genomen. Bij huiszoekingen bij de tweede en de vijfde beklaagde worden eveneens grote sommen cash geld aangetroffen. Bij de derde en de vierde beklaagde worden tevens een pistool en een boksbeugel gevonden. In een door de achtste beklaagde gehuurde loods gaat het onder andere om een laptop, een externe harde schijf, een nachtkijker, een geldtelmachine een vatenkipper en twee vatengrijpers. Via bankonderzoek krijgen de onderzoekers extra inzicht in het economisch-financiële luik van de criminele organisatie.
Tenlasteleggingen
Op basis van het onderzoek moesten tien beklaagden zich onder andere verantwoorden voor:
- invoer, uitvoer en vervoer van middelen zonder vergunning (met name respectievelijk minstens 114 kilogram en 25 kilogram cocaïne)
- verkopen, te koop aanbieden, afleveren of leveren van middelen zonder vergunning (met name respectievelijk minstens 114 kilogram en 25 kilogram cocaïne)
- bezit - aankoop - vervoer van middelen zonder vergunning (met name respectievelijk 114 kilogram en 25 kilogram cocaïne - met uitzondering van cannabis voor persoonlijk gebruik)
-
ondernemen van voorbereidende handelingen met het oog op de verkoop, de levering of het zich aanschaffen van een psychotrope stof die een verslaving te weeg kan brengen (met name cocaïne)
-
valsheid in geschrifte
-
witwasmisdrijven
-
inbreuken op een beroepsverbod als bestuurder van een vennootschap
-
lidmaatschap van een criminele organisatie
-
leider van een criminele organisatie (eerste beklaagde)
Beoordeling schuldvraag
Eerste – tweede – vijfde – zesde beklaagde
De eerste beklaagde was sedert januari 2020 bezig met het opstarten van een eigen importlijn van cocaïne. Hij infiltreerde daarvoor in de Gentse haven en schakelde daarbij een oude vriend in (tweede beklaagde) die werkzaam was bij een havenbedrijf dat onder meer instaat voor het lossen van containers.
De tweede beklaagde schakelde op zijn beurt twee collega’s in (vijfde en zesde beklaagde) om de uithalingen van de cocaïne uit de containers en vaten sinaasappelsap logistiek te ondersteunen. De vijfde beklaagde beschikte over de technische kennis en voerde de uithalingen materieel (mee) uit. De zesde beklaagde was nooit bij de uithalingen zelf aanwezig, maar leverde wel belangrijke informatie aan omtrent het aanmeren van de schepen en de desbetreffende containers.
De samenwerking tussen deze beklaagden heeft er met zekerheid toe geleid dat op 24 september 2021 niet minder dan 114 kg cocaïne en op 22 en 24 oktober 2021 nogmaals 25 kg cocaïne in België werden binnengebracht. De eerste beklaagde heeft de uitgehaalde blokken cocaïne vervolgens ook afgeleverd aan een niet-nader geïdentificeerde persoon. Daarnaast hadden de beklaagden de bedoeling om nogmaals 485 blokken cocaïne in te voeren en uit te halen.
Derde – vierde - achtste beklaagde
De beklaagden werkten ook samen met het oog op de uithaling van een aankomende levering van liefst 526 kg cocaïne (met een straatwaarde van 26.300.000 euro) in de eerste helft van januari 2022. Daarvoor deed de eerste beklaagde ook een beroep op zijn oudste zoon (de derde beklaagde), die mee instond voor de aankoop van het benodigde materiaal. Via de achtste beklaagde (onderneming bv Atlantique Group) werd hiervoor een loods in de Gentse haven gehuurd, terwijl een andere zoon (de vierde beklaagde) diverse hand- en spandiensten leverde.
De vennootschap Atlantique Group bv (achtste beklaagde) werd gebruikt als vehikel om bij te dragen aan de verwezenlijking van de oogmerken van de criminele organisatie, die louter gebruik maakten van het juridisch kader dat door deze rechtspersoon kon worden verschaft.
Eerste - zevende beklaagde
De zevende beklaagde werd samen met haar echtgenoot (eerste beklaagde) vervolgd wegens valsheid in geschrifte en witwasmisdrijven. Haar aanstelling als bestuurder van diverse vennootschappen was louter een schijnmanoeuvre om het bestuurdersverbod van haar man te kunnen omzeilen. Daarnaast was zij als administratief medewerker op de hoogte van de illegale afkomst van de gelden die zij op de rekeningen van Atlantique Group bv stortte en waarvoor zij mee valse facturen opstelde.
Negende - tiende beklaagde
De negende en de tiende beklaagde werkten mee aan het bedrieglijk opzet om de cashgelden van de drugshandel wit te wassen. Zo ontving de tiende beklaagde cashgelden van onder andere de eerste beklaagde die hij – in ruil voor een commissie van 15% - via zijn vennootschappen overschreef op de rekening van Atlantique Group bv.
Strafmaat
Eerste beklaagde
Een gevangenisstraf van 8 jaar en een boete van 80.000 euro. Daarnaast wordt de beklaagde een toegangsverbod tot de Belgische havens opgelegd voor een termijn van 20 jaar. Een bedrag van 1.052.547,16 euro aan vermogensvoordelen wordt verbeurd verklaard. Zijn onmiddelljke aanhouding werd bevolen.
De eerste beklaagde werd in het verleden al meerdere keren veroordeeld voor inbreuken op de Drugswet. Hij bevond zich om die reden ook in staat van bijzondere herhaling.
Tweede beklaagde
Een gevangenisstraf van 4 jaar met uitstel voor een termijn van 5 jaar (behoudens de periode in voorhechtenis), en een boete van 16.000 euro waarvan de helft met uitstel voor een termijn van 3 jaar. Er wordt een toegangsverbod tot de Belgische havens opgelegd voor een periode van 15 jaar. Een bedrag van 70.000 euro aan vermogensvoordelen wordt verbeurd verklaard.
Derde beklaagde
Een gevangenisstraf van 3 jaar met uitstel voor een termijn van 5 jaar (behoudens de periode in voorhechtenis), en een boete van 8.000 euro. Er wordt een toegangsverbod tot de Belgische havens opgelegd voor een periode van 10 jaar.
Vierde beklaagde
Een gevangenisstraf van 1 jaar met uitstel voor een termijn van 5 jaar en een boete van 8.000 euro waarvan de helft met uitstel voor een termijn van 3 jaar. Er wordt een toegangsverbod tot de Belgische havens opgelegd voor een periode van 10 jaar.
Vijfde beklaagde
Een werkstraf van 200 uren en een boete van 8.000 euro waarvan de helft met uitstel voor een termijn van 3 jaar. Er wordt een toegangsverbod tot de Belgische havens opgelegd voor een periode van 10 jaar. Een bedrag van 30.000 euro aan vermogensvoordelen wordt verbeurd verklaard.
Zesde beklaagde
Een werkstraf van 180 uren en een boete van 8.000 euro waarvan de helft met uitstel voor een termijn van 3 jaar. Er wordt een toegangsverbod tot de Belgische havens opgelegd voor een periode van 10 jaar. Een bedrag van 15.000 euro aan vermogensvoordelen wordt verbeurd verklaard.
Zevende beklaagde
Een gevangenisstraf van 3 jaar met uitstel voor een termijn van 5 jaar (behoudens de periode in voorhechtenis), en een boete van 16.000 euro waarvan de helft met uitstel voor een termijn van 3 jaar. Een bedrag van 76.367,16 euro aan vermogensvoordelen wordt verbeurd verklaard.
Negende beklaagde
Een werkstraf van 100 uren en een boete van 1.600 euro.
Tiende beklaagde
Een gevangenisstraf van 15 maanden met uitstel voor een termijn van 5 jaar en een boete van 8.000 euro waarvan de helft met uitstel voor een termijn van 3 jaar. Een bedrag van 7.012,50 euro aan vermogensvoordelen wordt verbeurd verklaard.
Motivering rechtbank
Bij haar beoordeling hield de rechtbank onder meer rekening met volgende elementen:
- De ernst van de feiten. De invoer van cocaïne leidt tot ernstige gezondheidsrisico’s bij de uiteindelijke druggebruiker, veroorzaakt aanzienlijke maatschappelijke overlast, en leidt tot immense kosten (mankracht en middelen) die aan de desbetreffende strafonderzoeken moeten besteed worden. De rechtbank wijst ook op de negatieve maatschappelijke neveneffecten: het verstoren van de reguliere economie door de inbreng van illegale cashgelden, en het feit dat men er in deze business – waarin ettelijke miljoenen euro’s circuleren - niet voor terugdeinst om geweld en bedreigingen te gebruiken.
- Het strafrechtelijk verleden van elk van de beklaagden, en hun medewerking aan het onderzoek.
- De schending van de redelijke termijn. De rechtbank ontwaart in het hele verloop van de zaak twee periodes van onverantwoord lange stilstand (onder andere 10 maanden tussen de datum van de beschikking tot mededeling door de onderzoeksrechter en de datum van eindvordering).