20/06/2025

Het hof van beroep Gent heeft zes leden van Schild & Vrienden onder andere veroordeeld wegens diverse inbreuken op de Antiracismewet. Ze trokken elkaar en vele anderen mee in een racistisch en haatdragend discours. Volgens het hof droegen de beklaagden zo bij aan de onverdraagzaamheid en vijandigheid in onze samenleving. Ze gaven bovendien blijk van een absoluut misprijzen voor de fundamentele rechten en vrijheden van anderen.

Feiten

Op 5 september 2018 zond de VRT een Pano-reportage uit over de organisatie ‘Schild en Vrienden’ (S&V). Uit die reportage bleek dat verschillende leden van die organisatie via besloten chatgroepen ettelijke berichten deelden die een racistische stempel droegen, de Holocaust verheerlijkten en geweld promootten. DVL is oprichter en leider van S&V en beheerde de online kanalen. Als oprichter en leider van S&V werd eerste beklaagde DVL beschouwd als beheerder van deze online kanalen.

Naar aanleiding van die uitzending vorderde het openbaar ministerie een onderzoeksrechter om een gerechtelijk onderzoek te voeren. Twee personen en drie verenigingen stelden zich daarbij burgerlijke partij.

Veroordeling door correctionele rechtbank

Op basis het van het gerechtelijk onderzoek moesten zeven beklaagden zich verantwoorden voor de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, en dit voor onderstaande beschuldigingen:

  • Het behoren tot een vereniging die discriminatie en segregatie verkondigt (alle beklaagden)
  • Het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de Holocaust (zes beklaagden)
  • Het verspreiden van denkbeelden op grond van rassenhaat en rassensuperioriteit (zes beklaagden)
  • Het aanzetten tot discriminatie, segregatie, haat of geweld jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan, wegens nationaliteit, een zogenaamd ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming (vier beklaagden).
  • Het verkopen of te koop aanbieden van verboden wapens, in dit geval pepperspray (een beklaagde)

Eerste beklaagde DVL werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar en een geldboete van 16.000 euro voor de eerste vier beschuldigingen, en tot een gevangenisstraf van 10 maanden met uitstel en een geldboete van 8.000 euro wegens het verkopen of te koop aanbieden van verboden wapens. Hij werd ook voor de maximale termijn van 10 jaar ontzet uit zijn rechten (waaronder het recht om openbare ambten, bedieningen of betrekkingen te vervullen en het recht verkozen te worden).

De tweede beklaagde BS werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden met uitstel en een geldboete van 8.000 euro. Beklaagden JVO, AD, WD en JG werden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden met uitstel en een geldboete van 8.000 euro (waarvan de helft met uitstel). Zevende beklaagde YDS kreeg opschorting van uitspraak van veroordeling onder voorwaarden.

Zes beklaagden gingen tegen dit vonnis in beroep.

Behandeling hof van beroep

Het hof van beroep behandelde de zaak op de rechtszittingen van 28 februari 2025, 28 maart 2025 en 1 april 2025.

Strafmaat hof van beroep

Rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn heeft het hof de opgelegde straffen reëel en meetbaar verminderd (meer informatie hierover vindt u in het addendum aan het einde van dit artikel).

Eerste beklaagde

Een gevangenisstraf van twaalf maanden met uitstel voor een termijn van drie jaar, en een geldboete van 1.600 euro.

Tweede beklaagde (BS)

Een werkstraf van 80 uur en een geldboete van 1.600 euro.

Derde beklaagde (JVO)

Een werkstraf van 60 uur en een geldboete van 1.600 euro.

Vierde beklaagde (AD) en zesde beklaagde (JG)

Beiden een gevangenisstraf van drie maanden met uitstel voor een termijn van drie jaar, en een geldboete van 1.600 euro. Zij hebben voor het hof niet om een werkstraf gevraagd, zodat het hof hem daar niet toe kon veroordelen.

Vijfde beklaagde (WD)

Het hof verleent de gewone opschorting gedurende een proeftermijn van drie jaar. Het hof hield hierbij rekening met het inzicht van de beklaagde en met de overschrijding van de redelijke termijn.

Aan de burgerlijke partijen HH, Unia en UGent werd telkens een schadevergoeding van 500 euro toegekend. De burgerlijke partijen JVP en  de Liga voor Mensenrechten krijgen elk 1 euro schadevergoeding.

Motivering hof van beroep

Het hof van beroep verwijst onder meer naar volgende elementen om haar beslissing te motiveren:

Een uittreksel uit het arrest kan worden geraadpleegd op de website van het hof van beroep te Gent.

 

ADDENDUM

Samenstelling van het hof

Eerste beklaagde DVL wierp voor het hof een verdelingsincident op. Hij stelde dat de tiende kamer van dit hof de zaak niet kon behandelen in haar huidige samenstelling, op straffe van een schending van de vereisten van een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank zoals gewaarborgd door artikel 6.1 EVRM.

Het hof verwijst in de eerste plaats naar de beschikking van de eerste voorzitter die eerder al besliste over het verdelingsincident en die definitief is. Ten overvloede stelde het hof vast dat voor elke benoemde rechter het vermoeden geldt van onafhankelijkheid en onpartijdigheid. De onpartijdigheid van de rechter wordt vermoed tot bewijs van het tegendeel. Het louter subjectieve gevoel van een van de partijen volstaat niet om het vermoeden te weerleggen. Dat deze zaak in eerste instantie was toebedeeld aan de vierde kamer en vervolgens werd hertoebedeeld aan de tiende kamer van het hof, leidt niet tot schending van de vereiste van een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank, zoals gewaarborgd door artikel 6.1 EVRM, ook niet nu de tiende kamer niet in de gebruikelijke samenstelling zetelde. 

Geldigheid vonnis rechtbank van eerste aanleg

Ook volgens de eerste beklaagde zetelden de rechters in eerste aanleg illegaal en moet het eerste vonnis daarom nietig worden verklaard.

De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen besliste in een beschikking van 20 september 2023 dat de zaak verder zou worden behandeld door de kamer waarvoor ze was ingeleid. Hij wees erop dat de zaak correct was toebedeeld conform het bijzonder reglement en dat een behandeling voor een kamer met drie rechters meer waarborgen bood dan een behandeling voor een alleenzetelende rechter. De rechters naar wie de zaak terug werd verwezen, waren door die voorzittersbeslissing gebonden en beslisten legitiem over de grond van de zaak. Het eerste vonnis is niet nietig.

Wijze van bewijsgaring

De eerste beklaagde beweert dat (kopieën van) de communicaties van Schild & Vrienden die in de afgeschermde Facebookgroep en Discordgroep werden gevoerd, en opgeslagen op de digitale gegevensdragers, zijn bekomen door het plegen van misdrijven. Om die reden zouden zij onregelmatig verkregen en nietig zijn. Het gebruik ervan zou strijdig zijn met het recht op een eerlijk proces.

Uit het strafonderzoek bleek dat nieuwe kandidaat-deelnemers aan de (afgeschermde) Facebookgroep maar konden worden toegevoegd of toegelaten na uitnodiging door een andere, eerder al toegelaten deelnemer. De VRT-journalist bleek de communicaties te hebben ontvangen via een bestaand lid. De manier waarop dit verliep – via het overhandigen van kopieën of via het doorspelen van inloggegevens – doet eigenlijk niet ter zake.

Voor het hof bestond er dus geen enkel scenario waarin sprake zou zijn van een schending van het recht op een eerlijk proces of waarin het verkregen bewijs nietig zou verklaard moeten worden. De politie en de onderzoeksrechter zijn op een volledig rechtmatige en rechtsgeldige wijze in het bezit van deze communicatie gekomen.

Echtheid van de bewijsstukken

Niets wijst er op dat de inhoud van de overtuigingsstukken niet zou overeenstemmen met de werkelijkheid, of niet waarheidsgetrouw zouden zijn. De eerste beklaagde tracht in conclusies aan te tonen dat de berichten werden gemanipuleerd, gewijzigd en vervalst, maar slaagt daar niet in.

Voor het hof is er voldoende zekerheid dat alle gegevens effectief afkomstig zijn van de afgeschermde groep van Schild & Vrienden, en dat de toegeschreven berichten daadwerkelijk door de auteurs werden geplaatst. Het is ook volstrekt onaannemelijk dat medewerkers van de VRT zelf de inhoud van bepaalde berichten inhoudelijk zouden hebben gewijzigd of gemanipuleerd.

Het gegeven dat die bestanden werden bewerkt om de identiteit van de bron af te schermen, toont niet aan dat de bestanden ook op andere manieren werden bewerkt of werden vervalst (meer bepaald dat onderdelen bewust en met opzet zouden zijn gewist, stukken tekst werden aangepast of onderdelen werden toegevoegd).

De digitale gegevens, zoals aangeleverd door de VRT, vormen overigens niet het enige in aanmerking genomen bewijs. Tijdens het gerechtelijk onderzoek dat volgde op de Pano-reportage volgden vele andere onderzoeksdaden (waaronder een groot aantal huiszoekingen, inbeslagnames en verklaringen bij en van verschillende beklaagden en andere leden van Schild & Vrienden).

Overschrijding redelijke termijn

Verschillende beklaagden voerden aan dat de redelijke termijn in strafzaken was overschreden en dat de strafvordering om die reden niet ontvankelijk was of moest vervallen worden verklaard.

De aanvangsdatum van de redelijke termijn is het tijdstip waarop de beklaagden werden beschuldigd van de strafbare feiten waarvoor de strafvervolging is ingesteld. Dit is wanneer ze in verdenking werden gesteld of wanneer ze ingevolge enige andere daad van het opsporings- of gerechtelijk onderzoek onder dreiging van een strafvervolging leven. Anders dan wat sommige beklaagden beweren, is dit niet het moment van uitzending van de Pano-reportage of een mededeling dat een strafrechtelijk onderzoek zou worden opgestart. De datum waarop bij de beklaagden een huiszoeking werd uitgevoerd op bevel van de onderzoeksrechter, is dat wel. Voor de eerste beklaagde gebeurde dit op 7 september 2018, voor twee andere beklaagden op 19 september 2018. Voor drie beklaagden op 29 april 2019, 20 mei 2019 en 29 mei 2019.

Hoewel het procesverloop niettegenstaande die omstandigheden al bij al een vrij normaal verloop kende, zonder buitensporige vertragingen, kan het hof het absolute tijdsverloop niet negeren. Het vormt inderdaad een zekere vorm van overschrijding van de redelijke termijn in strafzaken. Deze overschrijding is in dit geval niet dermate zwaarwichtig dat enkel het verval van de strafvordering rechtsherstel kan bieden. De impact van de overschrijding heeft alleen betrekking op de eventuele straftoemeting.

Rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn heeft het hof de opgelegde straffen op reële en meetbare wijze verminderd.