Op 6 mei 2025 heeft de correctionele rechtbank een beklaagde schuldig bevonden aan valsheid in geschriften, verduistering van geld en informaticabedrog. De voormalig gerechtsdeurwaarder is door de rechtbank veroordeeld tot de ‘eenvoudige schuldigverklaring’, verbeurdverklaring en deelname in de gerechtskosten.
De beklaagde werd gedagvaard voor tenlasteleggingen van valsheid in geschriften, verduistering van geld en informaticabedrog in de periode tussen 14 december 2008 en 6 januari 2015. Beklaagde zou in deze periode voor 418.812,15 euro verduisterd hebben uit het deurwaarderskantoor naar privérekeningen. De rechtbank acht de feiten bewezen, met dien verstande dat de verduisterde bedragen cijfermatig werden herleid.
De feiten zijn bijzonder laakbaar en getuigen van een gebrek aan normbesef en aan een respect voor andermans eigendomsrecht in hoofde van beklaagde. Van een gerechtsdeurwaarder, die fungeert als tussenpersoon tussen de schuldenaar en schuldeiser, mag verwacht worden dat hij de belangen van zijn cliënten centraal stelt en dat hij alles in het werk zal stellen om de gelden die via zijn kantoor passeren te laten toekomen bij de juiste persoon. Als openbaar ambtenaar had beklaagde een voorbeeldfunctie. De handelwijze van beklaagde, die enkel handelde vanuit eigenbelang en winstbejag, staat in schril contrast daarmee.
Iedereen heeft het recht op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn om te vermijden dat de vervolgde enerzijds te lang in onzekerheid zou blijven over de uitspraak en zijn daaraan verbonden lot, en anderzijds te voorkomen dat bewijzen zouden verdwijnen of vervagen.
Er is in deze zaak een overschrijding van de redelijke termijn. Die is volgens de rechtbank van die aard dat overeenkomstig artikel 27 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering de eenvoudige schuldigverklaring zich opdringt. Dit is een passend rechtsherstel voor de miskenning van de redelijke termijnvereiste.
De beklaagde heeft intussen een deel van het verduisterde geld terugbetaald. De rechtbank spreekt een verbeurdverklaring van het vermogensvoordeel van 347.000 euro uit en veroordeelt beklaagde tot bijdrage in de gerechtskosten.
Noot:
“De redelijke termijn”
Indien de duur van de strafvervolging de redelijke termijn overschrijdt, kan de rechter de veroordeling bij eenvoudige schuldigverklaring uitspreken, of een straf uitspreken die lager kan zijn dan de wettelijke minimumstraf of, bij een zeer zwaarwichtige miskenning van de redelijke termijn, het verval van de strafvordering uitspreken.
De rechter beoordeelt, in het licht van de omstandigheden van de zaak en het belang van de overschrijding van de redelijke termijn, welke van de in het eerste lid bedoelde gevolgen moet worden uitgesproken. Wanneer de veroordeling bij eenvoudige schuldigverklaring wordt uitgesproken, wordt de verdachte veroordeeld in de kosten en, zo daartoe aanleiding bestaat, tot teruggave. - artikel 27 voorafgaande titel Wb. Sv