Het hof van beroep te Antwerpen heeft het verzoek tot wraking in de zaak Costa afgewezen.
De heer B. had een verzoek tot wraking van de rechters in de rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren ingediend omdat deze zijn advocaat hadden geweigerd te pleiten einde maart 2025 in plaats van op de voorziene pleitdatum op 11 maart 2025. Hierdoor zouden de rechters de verdediging van de heer B. onmogelijk hebben gemaakt en zou gevreesd kunnen worden dat de rechters niet meer onpartijdig en onafhankelijk kunnen oordelen.
Het hof stelt vast dat de heer B. er zelf mee voor verantwoordelijk is dat hij pas kort voor de zitting van de rechtbank op 10 maart 2025 aanwezig was in België en zijn advocaat kon contacteren. Hij was aanwezig met zijn advocaat bij de start van de strafzaak in oktober 2023 en is vervolgens naar Spanje vertrokken zonder zijn verdediging voor te bereiden en zonder zijn advocaat instructies te geven.
Dat de rechters het gevraagde uitstel hebben geweigerd, betekent in die omstandigheden niet dat zij niet meer onafhankelijk en onpartijdig zouden kunnen oordelen.
Er wordt de heer B. geen geldboete opgelegd omdat er geen rechtsmisbruik werd vastgesteld bij de indiening van het wrakingsverzoek.
Er kan geen hoger beroep maar wel cassatieberoep worden aangetekend tegen het arrest. Het Hof van Cassatie kan daarbij enkel nagaan of het hof van beroep de wet juist heeft toegepast.