22/10/2025

De correctionele rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde heeft een zaakvoerder en zijn onderneming Jungle Jump veroordeeld wegens onopzettelijke slagen en verwondingen. Tijdens een evenement met springkastelen was een kindje met zijn hoofd op een betonnen vloer terecht gekomen. De zaakvoerder had dit ongeval kunnen voorkomen als hij een wettelijk vereiste risicoanalyse had gemaakt en zo de nodige preventiemaatregelen had genomen.

Feiten

Op 31 oktober 2023 vond het evenement Jungle Jump plaats in het Bau-huis in Sint-Niklaas. Doorheen de hallen van het Bau-huis stonden springkastelen opgesteld, waarop kinderen konden spelen. Op een gegeven moment werd een kindje gevonden dat bewusteloos op de grond lag. Het kindje werd met ernstige verwondingen overgebracht naar het UZ Gent. 

Een dag later kwam de politie ter plaatse voor een onderzoek. De agenten vermoedden dat het kindje tussen twee delen van een springkasteel is gevallen, waarbij hij met zijn hoofdje op de betonnen vloer terecht kwam. De spleet was waarschijnlijk ontstaan omdat de twee delen van het springkasteel met klittenband niet voldoende sterk aan elkaar waren vastgemaakt. 

Een inspecteur van de FOD Financiën stelde meerdere inbreuken vast. Zo moest het springkasteel volgens de handleiding op een zachte ondergrond worden opgesteld in plaats van op een betonnen vloer. Ook de aanwezige valbescherming was niet aan elkaar bevestigd, terwijl het springtoestel op diverse plaatsen beschadigingen vertoonde. De inspecteur zag zelf dat er slechts drie toezichters aanwezig waren op het speelterrein, veel minder dan in de handleiding noodzakelijk werd geacht. De uitbater kon evenmin een wettelijk vereiste risicoanalyse voorleggen. 

De inspecteur wees tot slot op het feit dat de uitbater van het speelterrein al eens werd gecontroleerd tijdens een Jungle Jump in Aarschot. Ook toen werden diverse administratieve en technische inbreuken vastgesteld.

Tenlasteleggingen 

Op basis van deze feiten moest de organisator (eerste beklaagde) en zijn onderneming Jungle Jump (tweede beklaagde) zich verantwoorden voor onopzettelijke slagen en verwondingen.

Bepaling schuldvraag

Bij het bepalen van de schuldvraag verwees de rechtbank naar een cruciaal gegeven, met name het ontbreken van een wettelijk vereiste risicoanalyse. Hierdoor konden de beklaagden de mogelijke gevaren niet detecteren en evenmin de passende preventiemaatregelen nemen. Als de eerste beklaagde en zijn onderneming deze preventiemaatregelen hadden uitgevoerd, hadden ze het ongeval kunnen voorkomen.

Concreet ging het om volgende maatregelen:

De nodige valbeveiliging voorzien 

Op de plaats van het ongeval lagen geen valmatten. Na het ongeval plaatste de eerste beklaagde wel bijkomende matten.

Verschuiven en samenhouden speeltuigen 

De springkastelen werden samengehouden met klittenband (“velcro”). Die kwam regelmatig los waardoor de springkastelen verschoven en er tussenruimtes ontstonden.

Voldoende toezichters voorzien 

Het aantal toezichters was die dag héél beperkt. Er waren er alvast veel minder dan de gebruiksaanwijzing van de fabrikant zelf voorzag. De aanwezige toezichters werden bovendien ingezet in de cafetaria. Pas na het ongeval werden er meer toezichters aangesteld. 

Uitbouw EHBO-post

De EHBO-post was gebrekkig ingericht. Zo was er maar één EHBO-verantwoordelijk beschikbaar, die bovendien op het ogenblik van het ongeval niet aanwezig was. De nooduitgangen waren ook niet bereikbaar voor de hulpdiensten.

Strafmaat

De rechtbank verklaarde de tenlastelegging voor beide beklaagden bewezen, maar heeft in hoofde van de eerste beklaagde een opschorting van straf uitgesproken voor een termijn van drie jaar. De tweede beklaagde werd veroordeeld tot een boete van 64.000 euro.

Aan de diverse burgerlijke partijen moet de beklaagde een totale provisionele schadevergoeding van 40.000 euro betalen. Er werd een deskundige aangesteld om het kindje verder te onderzoeken. Op basis hiervan zal later de effectieve schadevergoeding worden vastgelegd.

Motivering rechtbank

Bij haar beslissing hield de rechtbank rekening met volgende elementen:

  • De beklaagden bleven ernstig in gebreke bij de zorg voor de veiligheid en het welzijn van de talrijke bezoekers van hun evenementen. Het ging hierbij bovendien om bijzonder kwetsbare, heel jonge kinderen. De eerste beklaagde verklaarde dat hij louter op zijn ervaring alles organiseerde, en dit zonder enige risicoanalyse of enige planning. Dat er nooit eerder een (ernstig) ongeluk plaatsvond, is eerder aan geluk te wijten dan aan een adequaat optreden van de beklaagden.

  • De eerste beklaagde kende de wetgeving niet, en paste die ook niet toe. Naast het ontbreken van een risicoanalyse had hij nog nooit gehoord van de verplichte aangifte van ernstige ongevallen. Zo had het centraal meldpunt voor producten van de FOD Economie op 6 november 2023 (dus een week na de feiten) nog altijd geen ongevalsaangifte ontvangen.

  • Het gunstig strafverleden en de professionele toekomst van de eerste beklaagde. De rechtbank is ervan overtuigd dat de opschorting van straf volstaat en er geen verdere maatregelen noodzakelijk zijn.

  • De tweede beklaagde kwam op ernstige wijze tekort aan haar verplichtingen als uitbater van een speeltuin. Het ging hierbij niet meer om een occasioneel falen, maar om een gebrekkig veiligheidsbeleid. De vennootschap was ook al het voorwerp van een administratieve maatregel vanwege de FOD Financiën. Hierbij moest ze een boete betalen wegens administratieve en technische inbreuken. 

  • De boete geeft de maatschappelijke verontwaardiging over deze feiten weer. Ze staat ook in verhouding tot de schade die de tweede beklaagde heeft veroorzaakt. Dit geldt ook voor de manier van uitbating door de tweede beklaagde: die had op geen enkele wijze oog voor enig veiligheidsbeleid, maar ontving wel de inkomsten van (volgens haar eigen conclusie) meer dan 500.000 kinderen.