01/03/2024

De rechtbank vaan eerste aanleg Antwerpen verklaarde op 1 maart 2024 de onderaannemers van een ‘pakjesbedrijf’ schuldig aan een aantal sociaalrechtelijke inbreuken met betrekking tot de werknemers van deze onderaannemers.

Het ‘pakjesbedrijf’ zelf kon volgens de rechtbank op basis van de vervoersovereenkomst met de onderaannemers niet beschouwd worden als de werkgever van de betrokken werknemers.

Deze vervoersovereenkomst, die weliswaar een beperkte onderhandelingsruimte kende, kon niet dermate ingrijpend zijn dat er hierdoor sprake zou zijn van het uithollen van gezag van de onderaannemers over de werknemers. Er was dan ook geen sprake van een ‘verboden terbeschikkingstelling’.

De vervoersovereenkomst, die vrijwillig werd gesloten door de onderaannemers en ook steeds door hen kon beëindigd worden, kon ook niet ingeroepen worden als rechtvaardigingsgrond door de onderaannemers om de sociaalrechtelijke inbreuken te plegen.

Het ‘pakjesbedrijf’ wordt dan ook vrijgesproken. Aan de onderaannemers worden (minimum)geldboeten opgelegd, meestal deels met uitstel.